Being Original
Gepubliceerd: 8 december 2016
Door: Martijn Aslander
Tegenwoordig vind je mijn wekelijkse portie belevenissen, inzichten, mijmeringen én handige tips op World Hey bekijk hier de laatste of schrijf je hieronder ↓ eenvoudig in en je ontvangt ze in je inbox.
Ik werd onlangs geconfronteerd met een interessante puzzel.
Het begon ermee dat ik werd benaderd door Berthold Gunster, de geestelijk vader van het ‘omdenken’, die het niet heel leuk vond dat hij op internet een profielomschrijving van mij was tegengekomen waarin ik word aangeduid als ‘professioneel omdenker’. Dat begreep ik wel. Omdenken is zijn woord. (En een fantastisch woord ook nog eens: een waarachtige aanwinst voor de Nederlandse taal. Omdat het tegelijkertijd associeert met andersomdenken als met ‘om het probleem heen’- denken.)
Blijkbaar heeft iemand die term eens op mij geplakt (het klopt overigens: ik bén een omdenker) en heb ik me op dat moment niet gerealiseerd dat ik hiermee een ongeschreven regel overtrad.
Ik bood mijn excuses aan en ging vervolgens eens nadenken over hoe dat nou eigenlijk zit, met het eigendom van woordvondsten en uitspraken. Ik snap dat het in de comedy-wereld uiteraard not done is om andermans grappen of woordspelingen te gebruiken. Maar hoe werkt dat in mijn tak van sport?
Ik noem mezelf al een tijd stand-up filosoof. Sindsdien heb ik al van verschillende mensen te horen gekregen dat Laura van Dolron dat heeft bedacht. Oh, denk ik dan. Maar ik heb het óók bedacht (zoals ik een hele tijd geleden ook Stand-up Inspiration heb bedacht samen met Anja Wassenaar). Het beschrijft namelijk precies de podiumvorm die ik beoefen. Het is wat ik doe: (op)staan en filosoferen. Over de toekomst van werk en organiseren in mijn geval.
Dus ik vind dat ik me zo mag noemen. Het zijn tenslotte ook gewoon (in tegenstelling tot ‘omdenken’ dat een samentrekking is, waardoor een nieuw woord is ontstaan) twee losse bestaande woorden, achter elkaar gezet.
Maar nu.
Iemand attendeerde mij onlangs op de website van collega-spreker Ruud Veltenaar.
En toen moest ik echt even fronsen.
Ik heb zelden gelijk, maar wel vaak een punt?
Dat zeg ik altijd!
Dat is mijn zinnetje!
Dat zeg ik echt al heel, heel, heel lang!
Nou weet ik dat mijn uitspraken met grote regelmaat gekopieerd worden, en dat vind ik eigenlijk wel prima. Ik hou van weggeven, van delen, van het verspreiden van de boodschap. Voorin mijn boeken staat ook niet voor niets copyleft, in plaats van copyright.
Bovendien zijn het hier gewoon negen bestaande woorden, achter elkaar gezet.
Maar toch.
Voelt het gek.
Moet ik er iets mee? Of laat ik het maar gewoon gaan, in het kader van de copyleft? (Met het risico dat ik straks opnieuw – maar ditmaal dan ten onrechte – van plagiaat wordt beschuldigd?) Ik denk toch maar het laatste.